Een ware monumentenzorger als pleitbezorger
voor het Erfgoed in de Vesting Naarden.
Monumentenzorg in Nederland maar ook in de landen om ons heen was nooit van de grond gekomen zonder de gedrevenheid en bevlogenheid van individuen; burgers en bestuurders die bij het handelden en het nemen van beslissingen dachten aan doorgeven van het erfgoed aan volgende generaties.
Dit gold voor de founding father van de Nederlandse monumentenzorg Victor de Stuers die niet alleen beroemd is geworden door zijn opstel in de Gids uit 1873 ’Holland op zijn smalst’ waarin hij hekelde hoe Nederland zijn erfgoed te grabbel aan gooien was zoals door het kerkbestuur van de Sint-Jan kathedraal in Den Bosch die het middeleeuwse oksaal – de scheiding tussen koor en schip van de kerk; een soort koorhek achter mij- verkocht aan het South-Kensington Museum in London. Hij was degene die dwars door allerlei conventies heen de nationale pleitbezorger werd voor het behoud van het nationale culturele erfgoed inclusief de monumenten van geschiedenis en kunst,
Zo ‘n inzet kwam en komt op elk niveau voor en wordt uitgedragen door mensen met doorzettingsvermogen en grote kennis van zaken, inzicht en grote liefde voor monumenten, historische ensembles en structuren.
Het is bij de ware monumentenzorger een kwestie van kijken, handelen, argumenteren, actievoeren, tekenen, letterlijk en figuurlijk de handen uit de mauwen steken en niet opgeven. Al deze eigenschappen bezat de architect Carlos Scheltema die zich in 1962 vestigde en drie jaar later ging wonen in een vervallen toekomstig Rijksmonument uit het midden van de 18de eeuw in de Turfpoortstraat samen met de kunsthistoricus Els Scheltema – Vriesendorp, ook een onvermoeibare verdedigster van het historisch erfgoed. Carlos zou zijn huis restaureren en als architect vele restauraties opzetten en begeleiden onder meer van het rijks woonhuis-monument Raadhuisstraat 22 en het gemeentelijkwoonhuismonument Peperstraat 1.
Hoe de stad er uit zag in 1962 wordt indringend getoond in het filmpje ‘De Oude Rommel’ gemaakt door Epi Koopmanschap in 1967. Het is opgenomen in een CD getiteld ‘Braak en Bouw’ uitgebracht door de Vereniging Vestingstad Naarden en te vinden op YouTube. De Vesting was een puinhoop met vele onbewoonbaar verklaarde woningen waaronder veel historische naast lege en vervallen bedrijfspanden. Het was het gevolg van verval dat zich aan het einde van 19de eeuw had ingezet; het waren grote en kleine aantastingen als gevolg de Tweede Wereldoorlog; het daaropvolgende slechts noodzakelijke herstel van de directe oorlogsschade aan de volkshuisvesting. Pas daarna werd de aandacht besteed aan de verkrotting van de oude binnensteden gevolgd door de wederopbouw die was gericht op het bouwen van nieuwe woningen en de restauratie van grote historische objecten. Bij deze acties was heel begrijpelijk veelal weinig oog voor zoals in Naarden waardevolle vervallen woonhuizen en ensembles, ingestorte boerderijen, karakteristieke bouwwerken zoals her en der takkenbossenschuren. Het waren juist personen als de historisch bewuste en gedreven monumentenzorger Carlos en de jaren daarvoor gearriveerde E.D. van Wijngaarden, de bevlogen eerste secretaris van de Stichting Vrienden van de Vestingstad Naarden. Zij en andere actieve vrienden – beseften dat een te drastische sanering van de stad het einde betekende van de historische bebouwing binnen de wallen. Carlos en Van Wijngaarde waren vasthoudend en gaven niet op hoe ingewikkeld de opgave ook was. Carlos beschikte over een gedegen bouwhistorische kennis en kende de kanalen in de monumentenwereld. De complexiteit van een zaak was voor hem en de anderen een inspiratiebron!
Hij zou zijn kundigheid en kennis niet alleen in voor Naarden in het Gooi en de Vechtstreek ter beschikking stellen maar ook daarbuiten.
Het opruimen van de puinhoop in de Vesting was de wens van vele inwoners die de gevolgen van slechte huisvesting dagelijks aan den lijve ondervonden. Het zorgde bij het stadsbestuur tot een te ferme reactie met te drastische maatregelen voor woningbouw met weinig architectonische uitstraling; ten gunste van het verkeer en de vestiging van grote winkelbedrijven waardoor op grote schaal woningen met een historisch verleden gesloopt zouden moeten worden.
In oktober 1968 legde het College van B&W van Naarden een nieuw bestemmingsplan Naarden ‘Vesting 1968’ ter visie voor dat een bestemmingsregeling bevatte voor de kern van de stad dat voortvloeide uit het goedgekeurde ‘basissaneringsplan 1964’. Er stond onder meer in dat de Amsterdamse Straatweg via het Wesselingplein zou worden doorgetrokken langs de westzijde van de Grote Kerk waar een extra groot plein van 100 bij 65 meter moest ontstaan. Vele panden zouden hierdoor verdwijnen en vervangen worden door 430 meter aan nieuwbouw gevels. Carlos zei dat hij hield van het beeld van het Peperstraatje en hij had geen behoefte aan een Peperboulevard. Hij en velen met hem waren zeer geschrokken. Naarden mocht geen ‘geschonden hart krijgen’ en het zou in niet lang meer duren ‘of ze schuiven een, twee, drie de oude wallen de gracht in en dan is het gedaan met Naarden, gedaan voorgoed’ aldus zijn reactie in het Vrije Volk van 6 november 1968. Snelle actie was nu hard nodig; onder leiding van Carlos vormden de oud architect F. den Tex, die snel daarna overleed en de beeldhouwer Berend Bodenkamp – hier aanwezig – een actiecomité op de werkgroep ‘Vesting 1968’ met nauwe banden met de Stichting Vrienden van de Vesting Naarden. Den Tex en Bodenkamp wisten van het aanpakken van bouwvallen waarin zij gingen wonen. De werkgroep ontving honderden handtekeningen tegen het raadsvoorstel. Er kwam krachtige steun van de Vereniging Vrienden van de Vesting Naarden, de Stichting Menno van Coehoorn, de Bond Heemschut en de Werkgroep Restauratie van de Technische Universiteit Delft. Ondanks de stevige tegenstand stemden de gemeenteraad en Gedeputeerde Staten van Noord-Holland in met het bestemmingsplan. Het was het begin van een lange strijd. Er werd door Scheltema -Bodenkamp op 7 augustus 1970 namens de werkgroep een bezwaarschrift tegen het bestemmingsplan ‘Vesting 1968’ gezonden aan Hare Majesteit de Koningin waar duidelijk de gedachten van Carlos zijn verwoord door de opsteller als onderbouwing van dit kroonberoep. In het bezwaarschrift werd wel al kenbaar gemaakt dat bij het College van Burgemeester en wethouders van Naarden ten langen leste inzichten waren ontstaan voor gewijzigde plannen voor de vesting die de bezwaren zouden kunnen wegnemen. De Kroon voor deze de Raad van State stelt de bezwaarden gedeeltelijk in het gelijk in haar uitspraak van 20 januari 1973. De werkgroep met Carlos als krachtdadige woordvoerder had de stad voor een onherstelbare aantasting behoed na een vijf jarige papieren strijd.
Het komt neer dat het grootste deel van het bestemmingsplan Vesting 1968 waarvan het merendeel het grote plein voor de Grote Kerk, nieuwe wegen daarnaar toe en nieuwbouw omvatte te niet werd goedgekeurd. De wensen van de werkgroep waren in tussen veel beter ingevuld door het plan Kruger – de architect van de restauratie van de Grote Kerk – een klein plein met nauwelijks afbraak van panden – dat was opgesteld op verzoek van het college.
Carlos zag daar ook een oplossing in en schreef in de krant van 7 april 1971: ‘een klein fijn plein en laten we toch vooral ophouden met slopen. Daar komt spijt van, Subsidie krijg je bijvoorbeeld alleen voor de restauratie van iets wat er nog staat, maar niet voor iets wat er helemaal niet meer is’.
Er waren ook zeker wel de nodige tegengeluiden te horen uit de Vesting zoals die van de bekende heer Stroosnijder de grote steunpilaar bij activiteiten hier in de Grote Kerk, raadslid namens de Protestants Christelijke. Hij merkte tijdens het zoveelste debat in de Raad op dat de bezwaren over sanering en nieuwbouw niet namens een grote groep vestingbewoners werd geuit maar kennelijk door nieuwelingen. In zijn nieuwjaarstoespraak voor 1971 was burgemeester Cramer de mening toegedaan dat de actiegroep – dus de werkgroep ‘Vesting 1968’ – het niet eens is met de wijze van de sanering in Naarden en kennelijk van de gemeente een ‘Kitsch-Museum’ wil maken, hetgeen een onbetaalbare affaire wordt’. Sommigen zeiden zelfs dat het snobisme was van mensen met geld het tegendeel was echter het geval!
In het kroonberoep waren ook bezwaren opgenomen die niet werden gehonoreerd tegen de uitbreiding van het stadhuis waardoor een deel van de overgebleven bebouwing achter het stadhuis huis zou moeten verdwijnen; B&W was van mening dat als daar niet gebouwd zou kunnen worden het bestuurlijk centrum zou moeten verdwijnen; de werkgroep achtte dat ook onwenselijk.
De uitbreiding van het stadhuis was een volgend hoofdstuk in de Naardense politiek waar Carlos zich in 1978 als nieuw raadslid voor de VVD in zou gaan vastbijten. Hij zou twee termijnen blijven tot 1986 hetgeen ook gold voor zijn lidmaatschap van het Algemeen Bestuur van het Gewest Gooi en Vechtstreek waarvan hij in de laatste periode als gedelegeerde in het dagelijks bestuur zitting had.
In de gemeenteraad werd hij nu nader geconfronteerd met de sinds 1935 spelende kwestie voor betere huisvesting van gemeenteambtenaren. Het college van B&W liet een bouwplan voor achter het Stadhuis opstellen door de architect Hondius . Het zou uitgroeien tot een van de heikelste agendapunten in de gemeenteraad na 1945: de Stadskantoorkwestie. Carlos was het al vanuit de werkgroep ‘Vesting 1968’ helemaal eens met betere huisvesting van de ambtelijke organisatie, maar kon zich helemaal niet vinden een moloch van een stadskantoor en de vernietiging van een stukje stad. Ondanks hevige protesten besloot de raad in 1982 het voorgestelde ontwerp-bouwplan goed te keuren. Daarna gingen de discussies in de stad en binnen een verdeelde gemeenteraad door; de bouw werd zelfs vier maanden stilgelegd. Carlos bleef de bouw een ernstige bedreiging vinden van de architectonische harmonie van de stad en bleef mordicus tegen. De motie-Scheltema waarbij hij op het laatst alsnog voorstelde het Groot Arsenaal aan te kopen en te verbouwen, werd uiteindelijk alleen door hem zelf gesteund. Deze emotionele affaire in de geschiedenis van Naarden en de rol van Carlos daarin verdient zeker nog eens een artikel nu er nog raadsleden uit die periode leven en waarvan ook hier een aantal aanwezig zijn. Het was boeiend deze raadsperiode voor wat betreft de Stadskantooraffaire nog eens na te lezen in de notulen.
Carlos zou zijn grote betrokkenheid met de Vestingstad decennialang volhouden. Hij volgde alle plannen met betrekking tot vesting op de voet en reageerde waar nodig, wel beargumenteerd in een plezierige en krachtige stijl , tot op hoge leeftijd zelfs en als het nodig was via zelf betaalde pagina’s in het huis- aan- huisblad De Naarder Koerier. Tijdens mijn werkzaamheden bij de toenmalige Rijkdienst voor de Monumentenzorg al dan niet gecombineerd met mijn termen als parttime wethouder las ik met grote interesse en plezier zijn brieven met heldere overwegingen om iets niet of anders te doen in het belang van de stad, het ensemble en het honderden jaren oude stratenpatroon. Trouwens hij zag niets in allerlei beperkende verkeersmaatregelen. Zowel als medebestuurslid van het Nederlands Vestingmuseum als van de Stichting De Vesting Naarden spraken wij over de stad. Tijdens vele gesprekken uit vriendschap de afgelopen ruim dertig jaar spraken wij over monumentenzaken, de stand van zaken van het gebouwde erfgoed in Nederland en ver daarbuiten. Hij had nog een hele aardige ambitie voor de stad die nog niet aan de orde is geweest en helaas niet uitvoerbaar bleek een carillon hier in de toren.
Omdat ik begon met het stellen dat door de inzet van Carlos als ware monumentenzorger – sterk ondersteunt door de werkzaamheden van Els – de Vestingstad Naarden hielp te herstellen en te behoeden voor totaal onverantwoordelijke ingrepen die onherstelbare aantasting betekende van het stadgezicht.
Zijn verdienste werd terecht geëerd in 1990 met de onderscheiding van de gemeente Naarden de zilveren penning van de stad. Een paar jaar later werden beiden benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau zonder dat zij dat van elkaar wisten; hetgeen bleek toen zij mij van tevoren vertelden dat de andere zou worden geridderd.
Carlos Scheltema heeft zijn bijdrage geleverd: de vestingwerken zijn op orde. Dat geldt ook voor bijna voor het merendeel van de Rijks- en gemeentelijke monumenten – hoewel er de laatste tijd wel een loopje mee wordt genomen -, het beschermd stadsgezicht is tot nu toe onaangetast gebleven. Het Stadskantoor is weer opgeruimd, het Groot Arsenaal is uiteindelijk in de jaren ’90 van de vorige eeuw door de gemeente van het Rijk aangekocht en in bezit gebleven, de Grote Kerk waar Carlos kerkte is veiliggesteld en wordt optimaal beheerd hetgeen ook geldt voor het Stadhuis en Spaanse Huis.
Volgens Carlos waren het deze drie laatst monumenten die de Vesting beroemd maakte.
Tot slot, laten wij ter nagedachtenis aan Carlos en Els zuinig blijven op deze unieke vestingstad, goed zorgen voor het totale ensemble. Ik richt mij denkend aan Carlos tot inwoners ondernemers en andere gebruikers en het gemeentebestuur; pleeg overleg over wat wel of niet verantwoord is in het belang van het gebouwde monument, het beschermd stadsgezicht en als onderdeel van een werelderfgoed. De grote inzet van Carlos als ware en puur sang monumentenzorger is dan niet voor niets geweest! Hij droeg belangloos bij aan de toekomst voor het verleden dat verder reikte dan de waan van de dag; er rust een verplichting bij ons die achterblijven en bij volgende generaties.
‘Amsterdam geniet wereldfaam
Het kleurrijk Volendam heeft de naam
Maar hij die nog iets echt wil zien
Moet naar de unieke Vestingstad Naarden gaan’
Frits van Dulm
Naarden-Vesting
15 februari 2024